Viability beyond survival
Viability beyond survival
In deze sessie zal Jan samen met de deelnemers stilstaan bij vier vragen.
(1) Is ‘survival’ het algemene doel van organisaties?
Deze vraag is relevant, want ze stelt het waarom van organisaties ter discussie (of dat nu profit, not-for-profit of overheidsorganisaties zijn). Meestal wordt op de vraag naar het algemene doel van organisaties als antwoord gegeven: ‘survival’. Op basis van dit doel wordt dan de ‘viability’ van organisaties - als hun vermogen tot ‘survival’ - van belang. Maar is ‘survival’ wel een geschikte formulering van het algemene doel van organisaties?
(2) Is ‘meaningful survival’ misschien een meer geschikte alternatieve formulering voor het algemene doel van organisaties?
Deze vraag onderzoekt organisaties niet alleen als ‘viable systems’, maar als een bepaald soort zinproducerende sociale systemen. Wat houdt de productie van ‘zin’ door organisaties in en wat betekent het dat die zinproductie in organisaties ‘sociaal’ van aard is?
(3) Wat heeft meaningful survival met de verantwoorde maatschappelijke bijdrage van organisaties te maken?
Deze vraag is relevant, want als organisatiekundige, consultant of manager spelen we een rol bij het ontwerpen in organisaties: zo bouwen we mee aan organisatiestructuren, technologische systemen en HR-systemen. Dit ontwerp is gericht op het realiseren van doelen (zoals ‘survival’ of ‘meaningful survival’). Echter, onze ontwerpkennis is ‘pharmakon’. Dit betekent dat ze ten goede maar ook ten kwade worden gebruikt. Net zo goed als we een ‘levensvatbare’ zorginstelling voor oudere mensen kunnen ontwerpen, kunnen we ook ‘levensvatbare’ concentratiekampen ontwerpen. Wat is het verschil tussen de twee? Is dat hun ‘levensvatbaarheid’? Of is er meer aan de hand?
(4) Welke ontwerpprincipes liggen ten grondslag aan organisatiestructuren (opgevat als het netwerken van taken) die een verantwoorde maatschappelijke bijdrage van organisatie niet belemmeren maar juist mogelijk maken?
Hoe we onze organisaties bouwen is van belang. Afhankelijk van hun ontwerp zijn ze niet alleen meer of minder ‘viable’ maar worden kansen om een verantwoorde maatschappelijke bijdrage te leveren ook versterkt of verzwakt. Welke ontwerpprincipes kunnen we benoemen voor organisatiestructuren die kansen op een positieve maatschappelijke bijdrage van organisaties versterken, hoe zien de structuren die worden gebouwd op basis van die principes eruit en hoe verhouden die structuren zich tot de ‘viable systems’ die Beer in zijn werk beschrijft?